Vorige

Volgende

Toon index

Start pagina

Auteur: Arend Arends

Versie: 30 juli 2014

Huizen in Peize voor 1850

P Peizerwold 146-152

Deel van de overzichtskaart van het kadaster, gemaakt in 1818. De naam Stenhorstdijk is hier verbasterd tot Stennaors Dijk. Op de detailkaart van sectie E uit 1832 staat ten zuiden van huis 149 nog een huis, eigendom van de gemeente, met vermoedelijk in 1850 huisnummer 146a.

146 De Stenhorst, Jan Abeen, Geert Hindriks Vijfschaft

Het huis De Stenhorst is gelegen ten noorden van de Stenhorstdijk bij het Peizerdiep. Het huis is vermoedelijk gebouwd rond 1780.

In het Haardstedenregister van 1784 wordt Jan Abeen vermeld.

Jan Roelfs Abeen is een zoon van Roelef Jans Abeen en Hillechien Roelfs, zie 32. Hij trouwt in 1784 met Jaapkien Hindriks Vijfschaft uit Vries (afkondiging in Vries), zuster van Geert Hindriks Vijfschaft die hier woont vanaf 1794. Hun kinderen gebruiken de naam Been. In 1794 en 1797 woont Jan Roelfs Abeen in huis 76, een diaconiehuis.

In 1794 wordt Geert scheper vermeld, dezelfde als Geert Hindriks Vijfschaft, die bij zijn huwelijk wordt vermeld als de scheper Geert Vijfschagt. Hij woont hier tot zijn overlijden in 1832. In 1807 is dr. P. Gasinjet eigenaar, in 1832 zijn zoon G.C.F. Gasinjet, zie 152.

Geert Hindriks Vijfschaft trouwt in 1787 met Hillechien Roelfs Abeen, dochter van Roelef Jans Abeen en Geertien Harms en halfzuster van Jan Roelfs Abeen, die hier eerder woonde en getrouwd is met zuster Jaapkien Hindriks Vijfschaft.

Bij de doop van zoon Jan in 1793 wordt als woonplaats vermeld Bommel-ij. Dit is een deel van een oude arm van het Peizerdiep bij de Stenhorst.

In de vroege ochtend van 7 december 1841 stoot het marktschip op weg naar Groningen lek op een obstakel, waarbij zes personen opgesloten raken in de roef van het schip en verdrinken. Dit zijn Jan Luigies Kregel, Hindrik Mensing, Jan Thunis Koops, Lucas Steenbergen, Pieter Alberts Birze uit Lieveren en de elfjarige Jan Niehof uit Roderwolde. De slachtoffers worden bij het huis van Evert Huizing op de Stenhorst aan land gebracht (bron: Ons Waardeel 2007, nr. 4, p. 24-28, hierin wordt ook melding gemaakt van de oude rivierarm Bommelier waar tot 1939 nog turf wordt gelost).

147 Nieuwe Wering, Johan Geers, Geert en Jan Jansen, Barelt Jansen, Willem Barelts, H. H. Harringa, Roelof Luigijs, Jan Roelefs, Allert Bavinge, Lambert Harms, Auke Bates, Adam Reinders Suurd, Jan (Geerts) Kruims, Gelmer Gelmers, Albert en Douwe Arnoldus Birze

Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 en 1745 is het huis eigendom van de heer Harringa met als meier Roelof Luigijs. In 1646 was het huis eigendom van Geert Jansen.

Geert Jansen wordt vermeld in de Grondschatting 1646. Hij heeft met zijn broeder Jan Jansen 3/4 waardeel en 1400 hoppekuilen. Ook in 1654 wordt Geert Jansen met zijn broer vermeld. Daarvoor in 1630 is de vermelding "Johan Geers up de nije weren". Er zijn 5 inwonende personen en bij de bezittingen is nog slechts 1/4 waardeel. Hij zal de vader zijn van de in 1646 vermelde broers Geert en Jan Jansen.

Het Haardstedenregister van 1672 vermeldt alleen Jan Jansen "op de neije weeren" met 2 paarden. In de periode 1691-1695 vermeldt het Haardstedenregister Barelt Jansen met 2 of 3 paarden. Deze overlijdt in 1722, waarbij zoon Willem Barelts betaalt voor het laken.

Willem Barelts trouwt in 1721 met Roelfien Luinge, dochter van Roelof Luinge Noord en Jantien Busch, zie 141.

In 1743 dragen Willem Barelts en Jantien Luinge e.l. de boerenplaats Nie Weren, gelegen onder Peize, benevens van landerijen, de halve kerkgraven, met drie vierendeel waardeel, het jacht- en visrecht enz. over aan Harm Hinderik Harringa en Anna Hebelia van Buttinga e.l. (Groninger Archieven toegang Familie Lohman en Kijff, inv. 197). De verkoop vond al veel eerder plaats in 1734 blijkens de verkoop hieronder en de aantekening van het jaar 1735 op de akte. Daarnaast verwerft dit echtpaar in de jaren daarna van verschillende personen landerijen die meest in de buurt zijn gelegen. In 1750 verkopen Roelfien Roelfs Luinge, weduwe van Willem Barelts, met haar kinderen Jantien Willems, getrouwd met Gerrit Meinders en Barelt Willems aan de zoon van Reinder Luinge hun 1/5 deel van de plaats die op dat moment meierwijze wordt bewoond door Roelef Vlieghuis. Dit betreft haar aandeel in haar ouderlijk huis, zie 141.

Jantien Willems trouwt in 1746 in Groningen met Gerrit Meinders van Finsterwolde. Barelt Willems trouwt in 1751 in Groningen met Jantien Pieters, dochter van Pieter Jans uit Peize. Beide echtparen wonen vervolgens in Groningen.

Harmen Hindrik Harringa uit Hatzum in Oost-Friesland is in 1733 in Groningen getrouwd met Anna Hebelia van Buttinga uit Groningen. Er worden kinderen gedoopt in Grooningen, waar Anna in 1740 wordt begraven.

Roelof Luigijs komt in 1742 ook voor als meier van huis 124*. Of het om dezelfde persoon gaat is onduidelijk. Het Haardstedenregister vermeldt vervolgens wisselende personen die vermoedelijk op deze plaats hebben gewoond: 1754 Jan Roelefs, 1764 Lambert Harms, 1774 Ouke Bates, 1784 Adam Reinders, 1794 Jan Cruims, vaak met 1, soms met 2 paarden.

Jan Roelefs is mogelijk Jan Roelfs, die in 1745, 1764 en 1774 wordt vermeld bij huis 105, waarvan hij ook eigenaar is, maar daar in 1754 niet wordt vermeld.

Lambert Harms is vermoedelijk met Allert Bavinge meeverhuisd. Hij was in 1742 en 1754 meier van Allert Bavinge, zie bij huis 150.

Auke Bates van Oldeboorn trouwt in 1757 in Oldeboorn, Friesland met Trijntje Abrahams van Augustinusga. Hij overlijdt in 1777, nadat Trijntje al eerder is overleden. Over de kinderen worden dan mombers aangesteld. In 1789 zijn de kinderen Bate, Grietje en Gebbegien meerderjarig.

Grietje Aukes trouwt in 1789 met Koop Jans Koops, zoon van Jan Koops en Hinderkien Hindriks Schuring, zie 61.

Gebbegien Aukes trouwt in 1803 met Willem Engberts, zoon van Jan Engberts en Lammegien Jans, zie 27.

Adam Christiaan Reinders (Suurd) is een zoon van Reinder Jannes en Margien Kristiaans, zie 14. Hij trouwt in 1777 met Jantien Jans Schuurman, dochter van Jan Hindriks Schuurman en Margien Engberts, zie 42. Zij is een zuster van Hindrik Jans Schuurman op 148. Hij woont vanaf 1794 in huis 149 en vanaf 1807 in een nieuw huis 157, waarvan hij ook eigenaar is.

Jan Cruims zal zijn Jan Geerts Kruims, geboren in Norg als zoon van Geert Kruims en Hindrikje Jans. Zijn neef Jan Klasens Kruims woont in 1794 in huis 103, waar hij schipper is. Diens broer Jan Harm Kruims woont dan vermoedelijk bij zijn schoonvader Kemp Meinders als schoenmaker, zie 83. Jan Geerts Kruims trouwt in 1785 in Roderwolde met Hiske Jan Staal en in 1799 in Roden met Geertje Egberts. Van 1788 tot 1793 worden kinderen gedoopt in Peize, van 1795 tot 1800 in Foxwolde, vanaf 1801 weer in Peize. In 1804 en 1807 wordt hij als Jan Cruims vermeld bij huis 93, zie aldaar.

In 1764 vindt de overdracht plaats aan Allert Bavinge van een plaats de Nie Weren genaamd door de heren Buttinga uit Groningen als voorstanders van de kinderen van luitenant Harringa bij wijlen mevrouw van Buttinga volgens uitmijning van 1761, bestaande uit een behuizing, hoven, hoppeland, kampen, bos en hooilanden zoals thans door de meier wordt bewoond en gebruikt met nog 1 1/2 mat hooiland in de Strenge, wandelende met de eigenaren van Egbert Lunsche plaats, 2 matten op het Zand wandelende met de kinderen van Willem Lamberts en 5/4 mat hooiland op de Zuring waar aan is gezwet ten oosten de Gou, ten zuiden Jannes Tjebbels erfgenamen, ten noorden de Hr. Gedep. Willinge en ten westen de Venne met nog 3/4 waardeel zoals in de verzegeling van 14-5-1734 is aangekocht. De koopprijs bedraagt 3000 gld.

Allert Bavinge was daarvoor eigenaar van huis 150. Hij woonde daar in een kamer bij zijn meier, maar in 1764 is de kamer leeg en wordt hij nog niet bij dit huis vermeld, maar hij heeft hier vermoedelijk wel gewoond. Bij de rechtszaak over zijn erfenis in 1773 wordt vermeld dat hij te Nij Weren onder Peize is overleden. De rechtszaak is tussen Roelof Lunsche en Janna Lunsche, dochter van Grietien Lunsche en Jan Reinders Lunsche, zie 3. Na bemiddeling door een commissie van de Etstoel wordt een minnelijke schikking getroffen, waarbij Janna voor een bedrag van 3900 gld. obligaties en 100 gld. contant geld krijgt. De obligaties zijn: Jan Floris (Staal) 500 gld., Roelof Willems 800 gld., wed. Berent Caspers en kinderen 300 gld., Hr. Scholts J. Willinge 2000 gld., gedaagde R. Lunsche 300 gld. Over de lening van Jan Floris maakt zij zich zorgen. Zij mag de lening bij de eerstvolgende termijn opzeggen en wanneer de lening niet wordt afgelost, moet Roelof Lunsche haar alsnog compenseren.

Het huis is daarna via Roelof Lunsche overgegaan naar zijn dochter Jeichien Lunsche, getrouwd met Bareld Gelmers, zie 121. Wanneer beiden in 1791 zijn overleden, worden mombers aangesteld over hun minderjarige kinderen. Bij de bezittingen wordt ook de plaats Nie Weeren vermeld. In de inventaris wordt ook Jan Cruims op Nieweeren vermeld, die in het Haardstedenregister van 1794 voorkomt met 2 paarden. Hoewel niet expliciet vermeld, is dit huis vermoedelijk overgegaan naar zoon Gelmer Gelmers. Hij is in 1797 de bewoner als boer, 35 jaar, gehuwd met 2 kinderen.

Vanaf 1804 woont Gelmer Gelmers in huis 150, eigendom van zijn zuster Marchien Gelmers, die ondertussen met haar tweede echtgenoot is vertrokken naar Wehe. Gelmer Gelmers blijft echter wel eigenaar van dit huis. Hij wordt in 1807 als zodanig vermeld. In 1832 zijn zijn erfgenamen eigenaar, zie verder bij 150.

In 1804 wordt Albert Arnoldus vermeld met 2 paarden, in 1807 Albert Arnoldus gehuwd met 3 inwonende kinderen en Douwe Arnoldus ongehuwd. Beiden zijn boer. In 1813 woont Doude Arnoldus Birs in het huis.

Albert en Douwe wonen in 1797 met hun ouders Arnuldus Alberts en Tetje Frederiks in huis 104, zie aldaar en in 1794 in huis 24. Zij zijn geboren op de boerderij Romen bij Nietap.

Albert Arnoldus Birze trouwt in 1793 met Janna Pieters Westerhof uit Tolbert en in 1810 met Kornelisien Gerrits Lutgers, dochter van Gerrit Lutgers en Lammechien Hindriks, zie 26. Zij was eerder getrouwd met Harm Egberts en woont dan in huis 57, waar Albert ook gaat wonen.

Douwe Arnoldus Birze blijft ongehuwd en overlijdt in 1821. In 1825 woont Pieter Alberts Birze, zoon van Albert Arnoldus Birze in het huis.

148 Jan Lunsche, Willem Lamberts, Roelof Willems, Hindrik Jans Schuurman

Johan Lunsche wordt in de Grondschatting/Impost op het Gemaal 1630 vermeld met een huis, landerijen en een vierde waardeel ter waarde van 4200 gld. (bijna een vol erf) en 4 inwonende personen. Hij is mogelijk een broer van Reinder Lunsche in het volgende huis en een zoon van Egbert Lunsche, die voorkomt bij de markeverdeling in 1577 met een half waardeel. In 1646 heeft hij 1/2 waardeel en o.a. 1500 hoppekuilen. De totale waarde bedraagt dan 4751 gld.

Het Haardstedenregister van 1672 vermeldt Jan Lunsche met 3 paarden. In 1691, 1692 en 1693 wordt niemand vermeld tussen de bewoners van huis 147 en 148. Na jonge Jan Bavinge op 152 wordt dan vermeld in 1791 Geertien Warmels als keuter, in 1692 en 1693 Jan Lunsche een half huis, het huis ledig, in 1695 wordt Jan Lunsche weer gewoon vermeld met 2 paarden tussen de bewoners van huis 147 en 148.

Een Jan Lunsche uit Peize trouwt in 1683 in Groningen met Abeltje Bavinge, weduwe van Albert Arents Schoneveld, vermoedelijk een dochter van Doe Bavinge, zie 142. Die Jan Lunsche zou uit deze familie kunnen komen, maar nadere gegevens zijn niet bekend.

In 1701 wordt Jan Lunsche aangeklaagd wegens de erfenis van zijn overleden ooms Hindrik en Jan Lunsche. De dan aangeklaagde Jan Lunsche zal een kleinzoon zijn van de eerdere Johan Lunsche, maar wie zijn ouders zijn is niet bekend. Eerder in 1699 was er al een zaak van Bartelt Ebbinge namens zijn echtgenote Hillechien Willems, die volgens de gegevens in deze rechtszaak een dochter lijkt van Willem Willems en Grietien Lunsche. Grietien Lunsche is vermoedelijk ook een kind van Johan Lunsche. Zij hebben ook een dochter Jantien Willems.

Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 is Willem Lamberts de eigenaar van een huis dat in 1646 behoorde aan Jan Lunsche. In het Haardstedenregister van 1742 en 1754 komt hij voor met 1, respectievelijk 2 paarden.

Bij het huis bevindt zich al in het midden van de 18de eeuw een tol, waarvan de inkomsten geheel of gedeeltelijk ten goede komen aan de armenkas van de diaconie van Peize. In 1747 ontvangt de armenkas ruim 8 gulden van de tol bij Willem Lamberts huis, in 1750 24 gld.

In 1743 betaalt Willem Lamberts voor het laken over zijn overleden vrouw. Vermoedelijk heette zij Egbertien, omdat drie kleindochters deze naam hebben. Willem Lamberts overlijdt in 1762, waarbij zoon Roelof Willems betaalt voor het laken.

Kinderen:
- Jantien Willems trouwt in 1771 met Roelof Fridsigers, zoon van Fridsiger Berends en Jantien Stevens, zie 88. Roelof Fridsiger en na hem zijn schoonzoon Jacob Barelds Dekker zijn medemomber over de kinderen van Hindrik Jans Schuurman en Egbertien Roelofs, dochter van Roelof Willems.
- Margien Willems trouwt in 1764 met Jan Jans Gortemaker, zie 16. Zoon Jan Jans is in 1803 hoofdmomber over bovengenoemde kinderen. Dochter Egbertien is in 1840 enige erfgenaam van Aaltien Brusseling aan moederszijde.
- Roelof Willems, zie hieronder.
- Annechien Willems trouwt in 1773 met Pieter Willems uit Oostwold, zie 156. Hun kinderen Willem en Aaltien noemen zich later Brusseling. Wanneer Aaltien in 1840 overlijdt, is Egbertien Gortmaker de erfgenaam aan moederszijde, verwant in de vierde graad.

In 1758 treedt Jannes Jansen van Peizerwold namens zijn dochter Hindrikjen Jannes op in een rechtszaak tegen Roelof Willems te Peizerwold wegens verbroken trouwbeloften. Hindrikjen is in maart 1758 bevallen van een dochter. Zij wil trouwen of een schadevergoeding. Roelof Willems ontkent echter de vader te zijn en er wordt een commissie benoemd om de zaak nader uit te zoeken. De zaak zal toen in de minne zijn geschikt. De dochter is vermoedelijk Lammegien Jannes, die in 1838 overlijdt, 80 jaar oud, dochter van Hinderkien Jannes, weduwe van Derk (Jans) Timmer, zie 143. Jannes Jannes wordt in 1754 vermeld met 2 paarden bij huis 149.

Volgens het Haardstedenregister is Roelof Willems de bewoner van 1764 tot 1784, aanvankelijk met 2 paarden, in 1784 met 1 paard.

Roelof Willems trouwt in 1767 met Stijntien Roelofs, dochter van Roelef Barelts en Jantien, zie 138. Stijntien Roelofs wordt begraven in 1773, Roelof Willems in 1792, waarbij Hindrik Jans betaalt voor het laken over zijn schoonvader. Behalve dochter Egbertien is er alleen een zoon Roelof bekend, die volgens het doopboek, dat in 1770 begint, in 1772 is gedoopt. Hij is vermoedelijk jong overleden.

Egbertien Roelofs trouwt in 1792 met Hindrik Jans Schuurman, zoon van Jan Hindriks Schuurman en Margien Engberts, zie 42. Zij wonen vervolgens in dit huis. Nadat Egbertien in 1800 is overleden, hertrouwt Hindrik Jans Schuurman in 1803 met Margien Jurriens, dochter van Jurrien Berends en Aaltien Jans, zie 135. Zij woont dan al zelfstandig en is eigenares van huis 11. In 1807 wordt Hindrik Jans in't Wold vermeld als eigenaar van dat huis. Alleen uit het eerste huwelijk zijn kinderen geboren, waarvan een aantal jong zijn overleden.

In 1797 wordt Hindrik Jans vermeld met een boerebedrijf, 39 jaar, gehuwd met 2 kinderen, in 1804 met 1 paard, in 1807 Hindrik Jans met 2 inwonende kinderen, eigenaar Hindrik Jans in 't Wolt, in 1813 als Hindrik Jans Schuurman. In 1832 wordt zijn weduwe vermeld als eigenares. Hindrik Jans Schuurman overlijdt in 1817. In 1820 trouwt dochter Margien Schuurman met Jeremias van Diepenbrugge, die in 1825 hoofdbewoner is. Ook in het huis wonen dan Margien Jurriens en de ongehuwde broer Roelof Hindriks Schuurman.

148a Regnier Elingius van Elfringhoff, Bareld Gelmers

In de volkstelling van 1825 wordt bij huis 147 na Pieter Alberts Birze met zijn gezin vermeld Regnier Elingius van Elfringhoff, geboren 1784 te Leerbroek en Tetje Cornelis Medendorp, geboren 1778 te Bellingwolde met hun kinderen, maar vermoedelijk hebben zij in een nieuw huis gewoond met hetzelfde nummer of nummer 147a. Zoals te zien op de overzichtskaart is het huis al aanwezig in 1818 en zal het tussen 1813 en 1818 zijn gebouwd. De daarbij behorende tol vervangt dan blijkbaar de eerdere tol bij huis 149.

Zij trouwen in 1817 in Peize, waarbij Regnier als beroep tolmeester heeft. Bij de geboorte van dochter Tjaardina in 1817 is hij tapper en tolmeester, bij de geboorte van dochter Cornelia Gesina in 1818 logementhouder. Tetje overlijdt in 1826 in Peize. Volgens de memorie van successie is er onroerend goed. Regnier Elingius van Elfringhoff overlijdt in 1841 in Hoogezand met als beroep visser. Hij is dan al weduwnaar. Zijn ouders zijn Harmannus Elfringhoff, in leven predikant te Lellens (maar tijdens huwelijk predikant van Leerbroek in Zuid-Holland) en Tjaardina Gesina Sissing, huwelijkscontract 1778 in Groningen.

In 1832 is Sjabbe Doornbos eigenaar van het huis kadastraal F 112. Vermoedelijk heeft Sjabbe Doornbos, getrouwd met Gesien Cornelis Medendorp, het huis overgenomen van zijn zwager.

In 1840 worden bij notaris Van Lier te Norg onroerende goederen overgedragen waarbij worden genoemd Jantje Doornbos (Groningen),  Sjabbe Doornbos,  Jacob Doornbos Sjzn. (Groningen), Bareld Gelmers (Peize), Geessien Meedendorp (Groningen), Melle Willems Stuivinga (Groningen).

Jantje Doornbos, getrouwd met Mello Willems Stuivinga en Jacob Doornbos zijn kinderen en erfgenamen van de in 1838 in Groningen overleden Sjabbe Doornbos. Geessien Medendorp is hun moeder. De memorie van successie vermeldt bij de bezittingen o.a. een huis en schuur met ongeveer 3 bunder land te Peizerwold, kadastraal F 112, in gebruik bij Albert Mulder, waarvan de kinderen de helft bezitten.

In 1850 wordt het huis met nummer 148a bewoond door Bareld Gelmers en Barolina Gelmers, getrouwd in 1830. Bareld Gelmers is een zoon van Roelof Gelmers en Bouwina Ebbinge, zie 24. Barolina of Barleddina Gelmers is een dochter van Gelmer Gelmers en Egberdina Ebbinge, zie 150.

149 Reinder Lunsche, Allert Lunsche, Albert Schuringe Lunsche, Egbert Lunsche, Willem Jansen van Winde, Jannes Jannes, Roelof Engberts, Martinus Lamberts Venema, Adam Reinders Suurd, Hindrik Jans Koops

In de Grondschatting 1630 is Reiner Lunsche met zijn kinderen eigenaar van een huis met landerijen waaronder 2500 hoppekuilen en 5/4 waardeel met een totale waarde van 8000 gld. Dit is ongeveer twee maal de waarde van een vol erf. Er zijn 4 inwonende personen. Hij is vermoedelijk een zoon van Egbert Lunsche, die voorkomt bij de markeverdeling in 1577 met een half waardeel. Mogelijk een broer is Johan Lunsche van het vorige huis.

In 1646 is een half waardeel toegerekend aan Doe Arens, die een eigen huis bezit, zie 143, maar ook huurt van Reiner Lunsche en kinderen. Daarnaast is ook Roelof Jacobs meier van Reiner Lunsche met een klein huisje, vermeld na de bewoner van huis 147, maar voor Jan en Reiner Lunsche.

In 1654 wordt bij Reiner Lunsche, nu met zoon Allart Lunsche weer 5/4 waardeel vermeld.

Het Haarstedenregister van 1672 vermeldt Allert Lunsche met 3 paarden, in 1691-1695 worden zijn erfgenamen vermeld.

Allert Lunsche is getrouwd met Grietien Schuiringe, waarschijnlijk een dochter van Albert Schuiringe, gezien de naam van één van hun zoons. Verschillende van hun kinderen overlijden zonder kinderen na te laten, zoals blijkt uit een aantal erfeniskwesties, gevoerd voor de Etstoel, het laatst na het overlijden van kleinzoon Allert Bavinge in 1773.

Kinderen:
- Egbert Lunsche overlijdt in 1723 ongehuwd.
- Roelofje Lunsche trouwt in 1693 met Jan Lunsche, een zoon van Abel Lunsche van Peizerhorst. Hij tekent in 1715 het huwelijkscontract van Jan Reinders Lunsche en Grietien Lunsche als halve neef van de bruidegom. Roelofje overlijdt in 1722 zonder kinderen na te laten.
- Hillegien Lunsche overlijdt in 1734 ongehuwd.
- Annegien Lunsche trouwt in 1710 met Reinder Wolters, zoon van Wolter Reinders en Margaretha Snetlage, zie 139 en 123. In 1749 schenkt zij haar goederen aan de kinderen van Roelof Lunsche, waartegen Grietien Lunsche na haar overlijden in 1761 bezwaar maakt.
- Abeltien Lunsche trouwt omstreeks 1680 met Jan Bavinge, zie 150. Hun zoon Allert Bavinge blijft ongehuwd en overlijdt in 1773. Hun dochter Jantien Bavinge trouwt in 1705 met Roelof Vlieghuis.
- Albert Schuiringe Lunsche trouwt in 1693 met Jeichien Ebbinge, weduwe van Gerrit Roelofs, zie 1. Zij is een dochter van Frerik Ebbinge en Aaltien Allerts Wolters. Van hun kinderen trouwt dochter Grietien Lunsche in 1716 met Jan Reinders Lunsche en in 1739 met Steven Ebbinge, zie 3. Zoon Roelof Lunsche, die schoolmeester is, trouwt in 1723 met Jeichien Ebbinge, zie 118.

Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 behoorde het huis in 1646 toe aan Reinder Lunsche en Roelof Jacobs. In 1742 is het huis eigendom van de erfgenamen van Egbert Lunsche met als meier Willem Jansen Winde. Het huis van Roelof Jacobs is in 1742 niet meer aan te wijzen en zal zijn verdwenen.

In 1755 schenkt Allert Bavinge zijn aandeel in de Woldsche plaatse, mandelig met de meester Roelof Lunsche en consorten, aan de diaconie van Peize. De plaats wordt dan gehuurd door Jannes Jannes.

Wilem Jansen Winde wordt in het Haardstedenregister 1742 vermeld met 3 paarden.  In 1754 woont hij in huis 125 of in de buurt. Hij overlijdt in 1763.

Willem Jansen Winde is een zoon van Jan van Winde uit Paterswolde. In 1723 hertrouwt hij met Geertien Harms. Er wordt door de Etstoel toestemming gegeven voor het sluiten van een éénkindscontract voor de kinderen uit zijn eerste huwelijk met Henderkien Alberts. Uit het tweede huweliojk zijn waarschijnlijk geen kinderen geboren.

Kinderen:
- Grietien Willems trouwt omstreeks 1750 met Lambert Ottens uit Roden. Bij zijn hertrouwen in 1760 met Grietje Cornelis uit Eelde worden mombers aangesteld over zoon Otte. Jan Martinus van Vries is hoofdmomber, Willem Jans Winde van Peize is medemomber.
- Rixte Willems trouwt omstreeks 1750 met Jan Martinus Rasterhof, kleermaker in Vries.
- Annegien Willems trouwt in 1751 in Peize met Hindrik Huiberts, zoon van Jan Harm Huiberts en Fennechien Joosten, zie 46 en 67. Wanneer beiden in 1778 zijn overleden, worden mombers aangesteld over hun kinderen. Hieronder is zoon Willem, die volgens een giftbrief een mat hooiland heeft gekregen van Willem Jansen Niewbour en waarvoor Hindrik Huiberts in 1766 de 30ste penning heeft betaald. Deze gift, gedaan "uit liberaliteit" is ingeschreven in de schultenprotocollen inv. 248 (Verzegelingen) in 1761.

Jannes Jannes wordt vermeld in het Haardstedenregister 1754 met 2 paarden. Hij heeft een dochter Hinderkien Jannes, die in 1758 bevalt van een dochter. Roelof Willems wordt aangeklaagd als de vader, maar tot een huwelijk komt het niet, zie bij 148. Een weduwe Jannes Jannes woont in 1764 in huis 62 en heeft mogelijk geruild met Roelf Engberts.

In 1764 en 1774 wordt Roelef Engberts vermeld, ook met 2 paarden. In 1742 en 1754 woont hij in huis 62.

Roelf Engberts betaalt vanaf 1760 regelmatig huur aan de diaconie wegens de Woldse plaats. Daarvoor woonde hij in huis 63. Roelf Engberts trouwt in 1720 met Dievertien Jans. In 1779 wordt Roelf Engberts begraven en betaalt zijn zoon Jan Roelfs nog enkele jaren huishuur. Vermoedelijk deze Jan Roelfs trouwt in 1756 met Gesien Jans. Mogelijk is hij dezelfde als Jan Roelfs, die in 1816 in Peize overlijdt, oud 98 jaar, zoon van Roelf Jans en Dievertien Jans.

Het Haardstedenregister 1784 vermeldt Martinus Lamberts (Venema) met 2 paarden, zie bij 63. Martinus Lamberts betaalt in 1786 huis- en landhuur aan de diaconie, die in 1755 mede-eigenaar was geworden, zie boven.

In 1791 worden landerijen bij de Woldse plaats verkocht door de diaconie om de opbrengst van ongeveer 1200 gld. uit te kunnen lenen aan de Landschap Drenthe, die blijkbaar opnieuw in geldnood zit.

Van 1794 tot 1804 wordt Adam Reinders vermeld, in 1797 is hij 53 jaar met een boerbedrijf, gehuwd met 6 kinderen.

Adam Christiaan Reinders (Suurd) is een zoon van Reinder Jannes en Margien Kristiaans, zie 14. Hij trouwt in 1777 met Jantien Jans Schuurman, dochter van Jan Hindriks Schuurman en Margien Engberts, zie 42. Zij is een zuster van Hindrik Jans Schuurman op 148. Zie verder bij huis 157.

Marchien Lunsche wordt in 1807 vermeld als eigenares van het huis bewoond door Hindrik (Jans) Koops, die hier ook woont in 1813. Zij is een dochter van Roelof Lunsche, zie hierboven en bij 118.

Zij overlijdt 23-7-1807 te Peize. Volgens de memorie van successie heeft het huis dan nummer 151 (moet zijn 152) en grenst het ten oosten aan de Woldbossen, ten zuiden aan Dominee E.W. Lubbers, zie 150, ten westen aan de weg en ten noorden aan H. Jans (Schuurman), zie 148.

In 1807 wordt het huis bewoond door Hindrik Koops met 4 inwonende kinderen. Hij woont hier ook in 1813.

Hindrik Jans Koops is een zoon van Jan Koops en Hinderkien Hindriks Schuring, zie 61. Hij trouwt in 1797 met Geertien Berends Schuurman, dochter van Berend Hindriks Schuurman en Jantien Alberts, zie 62. Hij koopt in 1797 huis 40, maar gaat woont in 1798 en 1804 in huis 120. Hij hertrouwt in 1815 met Ameltien Cornelis, dochter van Cornelis Berents en Jantien Ottens en weduwe van Gerard Arends Kosters, zie 20.

In 1832 is het huis eigendom van Sjabbe Ates Holt.

150 Jonge Jan en Abel Bavinge, Jan Bavinge, Allert Bavinge, Thomas Alberthoma, Jan Hemsing Baving, Gelmer Gelmers, Hindrik Egberts Kamps

Jonge Jan Bavinge en oude Jan Bavinge op nummer 152 zijn vermoedelijk nazaten van Jan Bavinge, mogelijk getrouwd met Tese Jansen. In 1578 worden zij genoemd bij de verdeling van de Peizer marke en verkrijgen zij na daartoe bij de Etstoel te hebben geprocedeert een vol waardeel in de Woldse slag. Deze uitspraak wordt bevestigd in een proces van Luitgen Bavinge toe Wolde cum suis in 1599. In het register van bezaaide landen 1612 worden Luitgen en Frerik Bavinge genoemd. In 1630 zijn er Jan Bavinge en zijn moeder en broers en jonge Jan Bavinge en zijn moeder en broers, respectievelijk met 6 en 4 inwonende personen. In 1642 zijn het jonge Jan Bavinge en Abel Bavinge en oude Jan Bavinge en Doe Bavinge, waarschijnlijk in omgekeerde volgorde. Jonge Jan en Abel Bavinge huren daarnaast 7 mat hooiland van Boele Bavinge. De laatste is vermoedelijk de Boele Bavinge, die in Zuidlaren woont, zoon van Luitien Bavinge aldaar.

Abel Bavinge trouwt in 1644 met Trijntje Ebbinge, dochter van Bareld Ebbinge en Jantje Wichers Schuiringe, zie 24. Uit een eerder huwelijk met Jantje Grevinge, is er een zoon Jan Bavinge, waarvoor in 1654 Albert Allershof en consorten optreden in een rechtszaak tegen dominee Johannes Snetlage, met wie Trijntje Ebbinge inmiddels is hertrouwd. Het gaat om de erfenis van Abel Bavinge, waarvan de zoon universeel erfgenaam zou zijn, maar dat wordt betwist door Trijntje, die op grond van het huwelijkscontract uit 1644 meent ook te erven. Zij wordt echter in het ongelijk gesteld. In 1658 eist Hilletje Bavinge van dominee Johannes Snetlage uitbetaling van achterstallige rente van een obligatie aangegaan door Geese Bavincks, Jan, Abel, en Willem, en Grietje Bavincks gepasseerd ten behoeve van wijlen Hinrick Bavincks dochtertje in dato 12 november 1630. Dominee Snetlage had tot dusver de rente betaald, maar is van mening dat die ten laste komt van de Bavinge goederen, waar hij nu geen recht meer op heeft. Vermoedelijk is Hilletien de hier bedoelde dochter en is zij inmiddels meerderjarig.

Hieruit blijkt dat er in elk geval drie broers waren, Jan, Abel en Willem, die nu alle drie zijn overleden. Geese is mogelijk hun moeder en Grietje is waarschijnlijk getrouwd met Albert Allershof. Hindrik kan hun broer zijn, maar ook hun vader. De eerste echtgenote van Abel Bavinge, Jantje Grevinge, is een zuster van Jan en Hindrik Grevinge uit Tynaarlo, zoals blijkt uit een tweetal rechtszaken resp. in 1660 en 1664 waarin ook zoon Jan Bavinge partij is.

Vermoedelijk deze zoon Jan Bavinge trouwt met Abeltien Lunsche, dochter van Allert Lunsche en Grietien Schuiringe, zie 149. Hij komt niet voor in het Haardstedenregister van 1672. Pele Geers, die dan wordt vermeld met 2 paarden, is vermoedelijk de bewoner van dit huis. In de periode 1691-1695 wordt Jan Bavinge vermeld met 1 paard naast jonge Jan Bavinge, die vermoedelijk in huis 152 woont. Jan Bavinge en Abeltien Lunsche overlijden reesp. in 1705 en 1722. In beide gevallen betaalt schoonzoon Roelof Vlieghuis voor het laken.

Kinderen:
- Allert Bavinge, zie hieronder.
- Jantien Bavinge trouwt in 1705 met Roelof Vlieghuis. Roelof Vlieghuis woont in 1742 in huis 141 en in 1754 in huis 23, zie aldaar. In 1720 voert Allert Bavinge een proces tegen zijn zwager om deze te kunnen afkopen van de ouderlijke goederen.

In het Register van Nieuwe Huizen 1742 wordt Allert Bavinge genooemd als opvolger van jonge Jan Bavinge en Allert Bavinge (moet zijn Abel). Hij woont in 1742 en 1754 als vrijgezel in de kamer bij zijn meier Lambert Harmens, die met 2 paarden wordt vermeld in het Haardstedenregister.

Allert Bavinge verkoopt in 1761 zijn boerenhove met landerijen voor 6000 gld. aan de sous-luitenant Thomas Alberthoma. Hij koopt vervolgens de boerderij de Nieuwe Weren, zie 147. Na zijn overlijden in 1773 ontbrandt een strijd tussen de erfgenamen om de erfenis.

Lambert Harms wordt vermeld in het haardstedenregister in 1742 en 1754 met 2 paarden. In 1764 gaat hij met Allert Bavinge mee naar huis 147.

Hij is vermoedelijk de Lambert Harms die omstreeks 1740 is getrouwd met Aaltje Jans en zoon van Harmen Berends en Lammechien Joosten, dochter van de schoenmaker Joost Swiers. In 1750 wordt hun zoon Martijn (Martinus Lamberts Venema) gedoopt in Roderwolde, vermoedelijk omdat op dat moment de predikantsplaats vacant was in Peize, zie 149 en 63. Een andere zoon is Harm Lamberts, die woont bij de Roderweg, zie 97.

Thomas Alberthoma is geboren in Lettelbert als zoon van de predikant Sicco Gerhard Alberthoma en Henrietta Geertruid Alberthoma. Niet zeker is of dat ook haar familienaam is of de naam van haar echtgenoot. Hij trouwt in 1750 met Anna Rolina Alting uit Eelde. Zij overlijdt bij de geboorte van zoon Willem Gerhard. In 1773 verzoeken hun kinderen Henriette Geertuid en Willem Gerhard meerderjarig te worden verklaard. Thomas Alberthoma trouwt vervolgens in 1774 in Groningen met Johanna Jacobs, weduwe van Hindrik Bulthuis.

Thomas Alberthoma verkoopt in 1775 het huis voor 3650 gld. aan zijn buurman Jan Hemsing Baving en echtgenote Henrica Ebbinge.

Jan Hemsing Baving is een zoon van Lucas Bavinge en Johanna Hemsing, zie 152. Henrica Ebbinge is een dochter van Jan Ebbinge en Harmanna Tabingh, zie 24. Zij overlijdt in 1787 zonder kinderen na te laten en Jan Hemsing Baving hertrouwt in 1788 met Marchien Gelmers, dochter van Bareld Gelmers en Jeichien Lunsche, zie 121. Jan Hemsing Baving overlijdt in 1797, nalatende een dochter Johanna Jeddina Baving, waarover mombers worden aangesteld wanneer Marchien Gelmers in 1802 hertrouwt met de predikant Eppo Wiltes Lubbers van Wehe en Zuurdijk in Groningen. Deze is in Groningen geboren als zoon van Cornelius Lubbers en Lamberdina Ebbinge, zuster van Henrica Ebbinge.

E.W. Lubbers wordt in 1807 bij verschillende huizen in Peize en Eelde vermeld als eigenaar, hoewel feitelijk zijn echtgenote en stiefdochter eigenaren zijn. Marchien Gelmers overlijdt in Wehe in 1812, haar dochter Johanna Jeddina Baving trouwt in 1813 in Leens met Eisso Wiersema en overlijdt een jaar later bij de geboorte van haar dochter, die 2 maanden later eveneens overlijdt.

In 1815 worden de Peizer en Eelder goederen publiek verkocht ten overstaan van notaris Tonckens te Westervelde, die de Peizer zaken meestal afhandelt in de herberg van Aldert Luinge op nr. 66. Er zijn in totaal 117 percelen, waaronder 4 huizen in Peize en een huis in Eelde. Huis nr. 150 met tuin en appelhof komt voor 1475 gld. in het bezit van de buurman Mr. Gijsbert Carel Ferdinant Gasinjet. Het huis grenst ten oosten en zuiden aan de verkopers (moet zijn koper?), ten westen aan de weg en ten noorden aan de verkopers en de kinderen van Aldert Ebbinge.

In 1797 wordt M. Gelmers, 30 jaar, weduwe met een kind vermeld als bewoner met een boerebedrijf, in 1804 en 1807 bewoont haar broer Gelmer Gelmers de boerderij. Hij is getrouwd met Egberdina Ebbinge, dochter van Hindrik Ebbing en Harmtien Geerts Hoiting uit Onnen. Gelmer overlijdt december 1807, Egberdina begin 1808 in Haren, nalatende vier dochters Jeichien Gelmers, die in 1815 in Haren trouwt met Antonij van Hemmen, Harmanna Gelmers die in 1815 in de gemeente Eelde, waar Peize dan onder valt, trouwt met Jan Ebbinge, Margien Gelmers, die in 1822 in Haren trouwt met Hindrik Pathuis en in 1836 eveneens in Haren met Bareld Bakker, zij overlijdt in 1888 in Dorkwerd, gemeente Hoogkerk en tenslotte Bareldina Gelmers die in 1830 in Peize trouwt met haar neef Bareld Gelmers.

In 1813 woont Hindrik Egberts Kamps op nummer 150.

Hindrik Egberts Kamps is geboren in Roden en getrouwd met Fennechien Schuring, dochter van Cornelis Schuring en Hinderkien Luinge, zie bij 72. Hij hertrouwt in 1823 met Aaltien Stevens Brink, dochter van Steven Thijs Brink en Trientien Luichies en woont later op de Peizerpol, huis 7.

In 1832 is G.K.F. Gasinjet, zie 151, eigenaar. Zoals hierboven vermeld heeft hij het huis in 1815 aangekocht van de vorige eigenaren. Hij is een zoon van Petrus Gasinjet en Anna Hillegonda Baving, zuster van Jan Hemsing Baving en tevens eigenaar van Woldrust, huis 152. In 1825 en 1850 woont zijn stiefmoeder Aagje Fennema in huis 150 met enig inwonend personeel.

Omdat Hindrik Egberts Kamps woont op nummer 151 is het ook mogelijk dat de huisnummers 150 en 151 in de tussentijd zijn verwisseld. Echter het feit dat in de verkoopakte van 1815 geen bewoner is vermeld, maakt het aannemelijk dat hij voor het opstellen van de verkoopakte al is verhuisd naar nummer 151.

151 Arent en Hinderik (Buning en Kruims), Hindrik Kruims, Koop Bareld Koops

Dit huis betreft vermoedelijk de oude boerderij of boerderijdeel van huis 152, dat omstreeks 1785 door Petrus Gasinjet wordt verbouwd tot of uitgebreid met een herenhuis, zie Huizen van Stand.

In 1794 worden Arent en Hinderik vermeld na Hr. Gasinjet met 2 paarden. Daarvoor worden alleen bewoners vermeld van huis 150 (Allert Baving en zijn opvolgers), huis 152 (Ette Lucas Baving of zijn weduwe en vervolgens Jan Luinge (huis 153).

Dit zijn vermoedelijk Arend Lammerts Buning, geboren in Taarlo en in 1789 in Roden getrouwd met Fokkien Willems Kruims en zijn zwager Hindrik Willems Kruims, zie hieronder. Hoewel rond 1794 kinderen zijn gedoopt van Arend Lammerts Buning, komt hij verder niet voor in het Haardstedenregister. In 1812 woont hij als Arend Buining in Bunne. In 1815 trouwt dochter Aaltien met Reinder Kruims, zoon van Jan Kruims en Geessien Reinders Suurd, zie 103.

Bij de Gewapende Burgermacht 1797 wordt Hindrik Cruims vermeld voor P. Gasinjet als boer, gehuwd, 47 jaar, in 1804 na P. Gasinjet als Hindrik Willems, aangeslagen voor 2 paarden en in 1807 ook als Hindrik Willems met een werkbode. Het huis is dan eigendom van P. Gasinjet, zie 152.

Hindrik Kruims is in 1752 geboren in Lieveren, Roden als zoon van Willem Jans Kruims en Aaltien Hendriks. Hij trouwt in 1790 in Roden met Roelfien Nicolaas, dochter van Niklaas Jans en Fennechien Harms. Het echtpaar heeft geen kinderen. Hindrik Kruims overlijdt in 1810. Roelfien Nicolaas hertrouwt in 1813 met Garbrand Jans Staal, zie 132 en in 1815 met Roelf Lammerts Buning, zie ook bij 132.

In 1813 wordt Koop Barelds Koops vermeld als bewoner van huis 151. In 1825 woont Koop Barelds Koops in huis 28.

In 1825 wordt Egbert Hindriks Kamps vermeld als bewoner van huis 151, hij woonde in 1813 nog in huis 150. In 1850 wordt nummer 151 niet meer gebruikt, mogelijk is het huis voor die tijd afgebroken of gevoegd bij nummer 152.

152 Olde Jan en Doe Bavinge, Luitien Bavinge, Jan Bavinge, Reinder en Lucas Bavinge, weduwe Lucas Bavinge, Petrus Gasinjet

Jonge Jan Bavinge op nummer 150 en oude Jan Bavinge zijn vermoedelijk nazaten van Jan Bavinge, mogelijk getrouwd met Tese Jansen. In 1578 worden zij genoemd bij de verdeling van de Peizer marke en verkrijgen zij na daartoe bij de Etstoel te hebben geprocedeert een vol waardeel in de Woldse slag. Deze uitspraak wordt bevestigd in een proces van Luitgen Bavinge toe Wolde cum suis in 1599. In het register van bezaaide landen 1612 worden Luitgen en Frerik Bavinge genoemd. In 1630 zijn er Jan Bavinge en zijn moeder en broer en jonge Jan Bavinge en zijn moeder en broer, respectievelijk met 6 en 4 inwonende personen. In 1642 zijn het jonge Jan Bavinge en Abel Bavinge en oude Jan Bavinge en Doe Bavinge, waarschijnlijk in omgekeerde volgorde. Jonge Jan en Abel Bavinge huren daarnaast 7 mat hooiland van Boele Bavinge. De laatste is vermoedelijk de Boele Bavinge, die in Zuidlaren woont, zoon van Luitien Bavinge aldaar.

In 1640 wordt Bareltje, weduwe van Frerick Bavinck te Peize aangeklaagd door Hindrik en Albert Lussinck, die wegens hun moeder Marrijtjen erfgenamen zijn van wijlen Willem Hindrix. Er zijn twee rechtszaken, waarvan de ene onmiddellijk wordt behandeld en de andere pas in 1643. Willem Hindrix is getrouwd geweest met Martjen Doens, natuurlijke dochter van Doe Wolters, die haar enige hooilanden en een hoppenkamp zou hebben gegeven, die Bareltje in bezit zou hebben genomen na het overlijden van Martjen Doens. Zij zegt erfgenaam te zijn van Martjen Doens (Martjen Doens wordt vermeld bij de Grondschatting 1630 waar later Doe Bavinge woont, zie 142). In de andere zaak, waarin de gebroeders Lussinck ook optreden voor Grete Pelers en consorten, is er een kwestie over een "deuse met goederen", die Martjen Doens aan de aangeklaagde in bewaring zou hebben gegeven. De schoondochter Jacobje van de aangeklaagde zou de doos na het overlijden van Martjen Doens hebben teruggebracht (met niet alle goederen?). Bareltje en haar schoondochter ontkennen dat zij een doos in bewaring hebben gehad. Zij moeten dit met een eed bevestigen.

De Bavinges, verdeeld over jonge Jan en Abel Bavinge en olde Jan en Doe Bavinge bezitten in 1630 ieder 1/4 waardeel, in 1642 worden de goederen van Martjen doens, inclusief een leeg huis en 1/2 waardeel, bij de goederen van olde Jan Bavinge vermeld. In 1654 zijn de goederen verdeeld tussen olde Jan Bavinge en Doe Bavinge en wordt Doe Bavinge vermeld bij huis 142.

Op grond hiervan moeten we aannemen dat zowel Doe Bavinge, die een zoon Frerik heeft, en olde Jan Bavinge, die een zoon Luitjen en een kleindochter Jacobjen heeft, zoons zijn van Frerik Bavinge en Bareltje Doens en dat olde Jan Bavinge geen zoon is van de eerdere Luitien Bavinge, wat de naam van zijn zoon doet vermoeden.

Luiting Bavinge wordt in het Haardstedenregister van 1672 vermeld met 4 paarden. Hij is getrouwd met Aaltien Willinge, dochter van Jan Willinge en Roelfien Schuiringe, zie 65. In het Groninger Museum bevindt zich een brandewijnkom uit omstreeks 1660 met de intialen L.B. en "het wapen van Luiting Baving en zijn vrouw Aaltien Willinge uit Peize". Groninger Museum 2007.0108.

Kinderen:
- Jan Baving, zie hieronder.
- Geessien Baving is getrouwd met Roelof Peling, zoon van Roelof Peling en Ameltien Homan, zie 153.
- Jacobjen Baving is getrouwd met (jonge) Jan Luinge, zoon van Roelof Luinge en Ameltien Schuiringe, zie 126.

Jan Baving wordt als jonge Jan Bavinge vermeld in het Haardstedenregister 1691-1695 met 4 paarden. Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 zijn Reinder en Ette (Lucas) Bavinge dan eigenaar van een huis dat in 1646 toebehoorde aan olde Jan Bavinge. In het Haardstedenregister van 1742 worden Reinder en Ette Bavinge inclusief het ambt aangeslagen voor 5 paarden. In 1754 wordt Ette Bavinge aangeslagen voor 4 paarden, in 1764 en 1774 zijn weduwe.

Jan Baving trouwt in 1688 met Grietje Cluiving, dochter van Jan Reinders Cluiving en Hillegien Spolts uit Paterswolde. Hillegien Spolts was een dochter van Otto Spolts en Barber Willems, zie 124*. In het huwelijkscontract (Drents Archief, toegang 0294 Collectie Diversen, aanvulling, inv. 121) worden de ouders vermeld. Ondertekenaars aan de zijde van de bruidegom zijn Jan Bavinghe, Roelf Pelenge, Jan Luinge en D. Willinge en aan de zijde van de bruid Jan Reinders Cluiving, Bernier Reinders Cluiving en Barelt Ebbing.

Grietje Cluiving haar vader overlijden in 1700 en worden samen in Peize begraven. Jan Baving hertrouwt in 1703 met Harmtien Schuiringe, dochter van Jan Schuiringe Haange en Ameltien Homan, zie 90. Zij overlijdt begin 1734 zonder kinderen na te laten. Jan Baving overlijdt vervolgens eind 1734.

Kinderen van Jan Baving en Grietje Cluiving:
- Reinder Baving trouwt in 1746 in Roden met Elisabeth Maria Hofstede, dochter van Johannes Hofstede, predikant van Zuidlaren en koopt het zogenaamde Blauwe Huis in Roden, zie Huizen van Stand. Hij overlijdt in 1751 kinderloos.
- Lucas Baving, zie hieronder.
- Hillechien Baving trouwt met Jan Peling uit Norg. Na haar kinderloos overlijden in of kort voor 1732 hertrouwt Jan Peling in 1732 met Trijntien Alles uit Tolbert.

Lucas Baving trouwt in 1736 met Rolina Margaretha Meseroy, dochter van de schulte Henricus Meseroy van Roden en Margaretha Alting (huwelijkscontracht in Drents Archief, Archief Meseroy). Zij overlijdt in hetzelfde jaar zonder kinderen na te laten. Lucas Baving hertrouwt in 1739 in Roderwolde met Casparina Reinders, dochter van A. Reinders, vroeger predikant te Oldenzaal. Vermoedelijk haar broer Arnoldus Reinders is predikant in Roderwolde. Casparina overlijdt in 1740, vermoedelijk bij de geboorte van zoon Jan Baving. Lucas Baving hertrouwt in 1747 met Johanna Hemsing, dochter van de predikant van Peize Johannes Hemsing en Roelina Willinge, zie 64.

Lucas Baving is Ette voor het Noordenveld van 1732 tot zijn overlijden in 1763. Johanna Hemsing overlijdt in 1780.

Jan Baving, zoon van Lucas Baving en Casparina Reinders woont in 1748 bij zijn tantes Alijda en Gesijna Reinders in Oldenzaal. Na het overlijden van zijn vader is er in 1764 een rechtszaak over de erfenis tussen enerzijds zijn hoofdmomber Ds. Arnoldus Reinders en de medemombers Jan Luinge, Bartelt Ebbinge en Hindrik Ebbinge en anderszijds Johanna Hemsing voor zich en voor haar kinderne. De zaak wordt in der minne geschikt en Jan Baving krijgt enkele goederen buiten Peize en een bedrag van 1000 rijksdaalders. Hij doet ook afstand van het recht om zijn zusters te mogen uitkopen.
Jan Baving trouwt in 1767 met Trijntje Suiverding, dochter van Nicolaas Suiverding en Jantien Datema te Zuidvelde en woont vervolgens in Zuidvelde. Hij is Ette voor het Noordenveld van 1778-1790. In 1803 trouwt zijn jongste zoon Frederik Baving met Hinderkien Jans Talens, weduwe van Lucas van Diepenbrugge, zie 65.

Kinderen van Lucas Baving en Johanna Hemsing:
- Jan Hemsing Baving trouwt voor 1775 met Henrica Ebbinge, dochter van Jan Ebbinge en Harmanna Tabingh, zie 24. Zij kopen in 1775 huis 150 en gaan daar wonen. Henrica overlijdt in 1787 zonder kinderen na te laten en Jan Hemsing Baving hertrouwt in 1788 met Marchien Gelmers, dochter van Bareld Gelmers en Jeichien Lunsche, zie 121. Zie verder bij 150.
- Grietina Anna Baving trouwt in 1774 met Everhardus Keyert, advocaat in Leeuwarden. Zij hertrouwt in 1781 in Oosterwierum bij Leeuwarden met Christoffel Bisschop, geboren in Zuthpen en eerder in Leeuwarden getrouwd met Hiske Hickaart.
- Roelina Baving overlijdt in 1770 en laat een erfenis ter waarde van 7000 gld. na.
- Anna Hillegonda Baving, zie hieronder.
- Aaltje Baving trouwt in 1786 in Roden met Fredericus Snethlage, predikant van Leens en geboren in Odoorn als zoon van Wilhelmus Snethlage en Johanna Ebbinge, zie 24. Hij was van 1783-1785 predikant van Peize. In 1804 vertrekken zij naar Ditzum in Oost-Friesland. Voor 1813 vestigen zij zich in Baflo, waar zij resp. in 1825 en 1826 kinderloos overlijden. Hun goederen worden in 1828 door de erfgenamen verkocht.
- Johanna Hendrika Baving trouwt in 1789 in Leens, waar zij dan woont, met Gerrit Wildrik uit Coevorden en overlijdt in 1795 in Coevorden zonder kinderen na te laten.

Het Haardstedenregister van 1784 vermeldt dr. Gasinjet met 3 paarden, in 1794 Hr. Gasinjet met 2 paarden naast Arent en Hinderik met 2 paarden, die vermoedelijk het boerderijgedeelte bewonen, zie 151. In 1798 P. Gasinjet, doctor in de rechten, 49 jaar met 3 kinderen. In 1804 dr. Gasinjet met 2 paarden en in 1807 mr. P. Gasinjet, boer, met 3 inwonende kinderen en 2 werkboden. In 1813 Petrus Gasinjet. In 1832 worden Gijsbert Karel Ferdinan Gasinjet en consorten vermeld als eigenaren. Gijsbert is echter al in 1825 overleden.

Mr. Petrus Gasinjet van Oosterwolde trouwt in 1780 met Anna Hillegonda Baving. Zij overlijdt in 1790, waarna Petrus Gasinjet in 1802 hertrouwt met Aagje Fennema uit Nieuweschans. Alleen uit het eerste huwelijk worden kinderen geboren. Petrus overlijdt in 1819. Aagje Fennema woont in 1825 en 1851 in huis 150.

Kinderen van Petrus Gasinjet en Anna Hillegonda Baving:
- Gijsbertus Gasinjet overlijdt in 1784, 2 jaar oud.
- Lucas Bavinge Gasinjet overlijdt in 1810, 27 jaar oud.
- Gijsbertus Ferdinandus Gasinjet overlijdt in 1787, een half jaar oud.
- Johanna Christophora Gasinjet trouwt in 1813 met Vitus Valerius van Cammingha uit Leeuwarden. Zij wonen vervolgens in Leeuwarderadeel.
- Gijsbertus Carel Ferdinand Gasinjet trouwt in 1819 in Leeuwarderadeel met Catharina Johanna Wilhelmina van Glockman, geboren in Goutum bij Leeuwarden. Zij wordt als hoofdbewoonster vermeld in 1825 nadat Gijsbertus kort daarvoor is overleden. Zij hertrouwt in 1826 met Hindrik Tonckens, geboren in De Wijk. Deze is van 1823 tot 1856 burgemeester van Eelde, maar blijft in dit huis wonen.

Volgende